extra type
type
zie ook
subklasse van
definitie
voorkeurslabel
scope opmerking
Indeling
Om de wegdelen in te delen wordt een ordeningsprincipe gehanteerd. De verzameling wegdelen wordt ingedeeld naar de functie van het wegdeel en naar het fysieke voorkomen.
Het attribuut fysiek voorkomen geldt voor het gehele wegdeel. Een overgang van fysiek voorkomen is dus altijd ook een grens tussen twee wegdelen. Het gaat hierbij over het voorkomen waarmee het wegdeel overwegend is bedekt. Voor minimale stukjes, 5m², met andere verharding hoeft geen apart wegdeel te worden gevormd.
Regels voor opname
Bestrate gedeelten in voor- en achtertuinen van panden worden beschouwd als onderdeel van het erf (onbegroeid terreindeel) en worden niet nader ingewonnen.
Brandgangen, met een openbaar karakter en waarvan de breedte >0,90m bedraagt, worden opgenomen tot de bebouwingslijn van gebouwen als wegdeel type voetpad. Brandgangen met een ontsluitingsfunctie van kennelijk openbaar terrein worden altijd opgenomen.
Grasklinkers (open klinkers, groenstenen) kunnen voorkomen als verhardingssoort van parkeervlakken. Voor de BGT is dan het fysiek voorkomen daarvan: open verharding. Wanneer ze als strookverharding voor komen langs wegdelen behoren tot de berm (ondersteunend wegdeel) waar ze in liggen.
De kruinlijn moet bij het wegdeel worden opgenomen indien de helling een verhouding heeft van verticaal:horizontaal van 1:4 of steiler en het hoogteverschil >1m bedraagt.
Eén van de zijden van het wegdeel valt altijd samen met de kruinlijn, zijnde bovenkant talud. Het gedeelte van een object dat op het talud ligt, is altijd een apart begrensd vlak ten opzichte van het deel van het object dat niet op het talud ligt.
Als er meer dan een objecttype op een talud ligt, bevat alleen het hoogst gelegen object een kruinlijngeometrie.
Aandachtspunten
- Het begin van een wegdeel van een auto(snel)weg wordt aangegeven middels een bord G1 (autosnelweg) en G3 (autoweg). Dit kan zijn ter plaatse van een kruispunt. In de praktijk staat zo'n bord nooit precies op het kruispunt, maar enkele meter verder, de praktische werking van het bord geldt vanaf dat kruispunt.
- Een autosnelweg kan ook beginnen zonder dat er kruispunt aanwezig is.
- Het beëindigen van een wegdeel van een auto(snel)weg kan gebeuren door een bord G2 (einde autosnelweg) of G4 (einde autoweg). Een autoweg kan ook eindigen bij een kruispunt. Het bord G3 moet namelijk ná elk kruispunt worden herhaald.
- Een autosnelweg kan ook eindigen zonder aanwezig kruispunt. Dan wordt het bord G2 gebruikt en gaat de weg over in een regionale weg.
- Samenvattend geldt dat voor het begin en einde van een wegdeel van een auto(snel)weg de plaats van het bord bepalend is, op basis van de betekenis in het RVV 1990.
- Molgoten langs wegdelen maken deel uit van dat wegdeel, ook als zij uit een andere ver¬harding bestaan. De buitenzijde van de molgoot vormt de begrenzing van het wegdeel met vrijwel gelijke hoogte.
- Een afsluitende band hoort bij het wegdeel, verkeerseiland of berm dat gelijk ligt met de bovenzijde van de band.
- Aaneengesloten parkeervakken die zijn bedoeld voor één voertuig, worden ingewonnen als één aaneengesloten wegdeel waarbij functieWeg de waarde ‘parkeervlak’ heeft.
- Uitsparingen in wegdelen, meestal van het type voetpad, voor stedelijk groen worden niet afzonderlijk geregistreerd indien <5m². Het wegdeel wordt daarbij geacht door te lopen.
- Belijning, kleur en symboliek zijn geen begrenzingen van wegdelen, zoals rijbanen, OV-banen, fietsstroken en parkeervakken.