Heeft relatieve hoogteligging
Heeft relatieve hoogteligging
type
domain
range
zie ook
definitie
voorkeurslabel
scope opmerking
Inleiding
De BGT en IMGeo zijn 3D voorbereid, maar door het gebruik van bestaande grootschalige bestanden bij de opbouw ervan, op dit moment nog steeds een platte, 2D dataset. Omdat er bij inwinning en beheer van objecten overlap in verticale zin optreedt, zijn afspraken gemaakt op welke wijze deze verticale informatie in de dataset wordt vastgelegd.
De BGT Gegevenscatalogus 1.1.1 schrijft daarover in §3.8:
Niveauaanduidingen per object
De BGT, het verplichte deel van IMGeo dus, is een tweedimensionale objectverzameling. Daarom is het noodzakelijk om de relatieve hoogteligging van objecten ten opzichte van elkaar vast te leggen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van niveaus die aangeven of een object zich op maaiveldniveau (niveau 0) bevindt of op een onder- of bovenliggend niveau. Het niveau wordt vastgelegd met het attribuut ‘relatieveHoogteligging’, verder rH genoemd. Dit kan elk willekeurig geheel getal (integer) aannemen. Het niveaugetal geeft geen informatie over de absolute hoogte van een object.
Open, bovengronds water heeft altijd rH 0. Objecten op een bovenliggend niveau, bijvoorbeeld een overbrugging over water, hebben een hoger niveaugetal. Objecten op een onderliggend niveau, bijvoorbeeld een tunnel, hebben een lager niveaugetal.
De BGT stelt de volgende eisen aan de niveauwaarden:
- Het is alleen toegestaan om gehele getallen (bijvoorbeeld -1, 0, 2) als niveauwaarde toe te kennen, dus geen ‘halve niveaus’ (bijvoorbeeld niveau 1½);
- Het is mogelijk dat de niveauwaarden elkaar niet opvolgen, dus dat er waarden worden overgeslagen (bijvoorbeeld -2, 0, 1, 3). Alleen de volgorde van de niveauwaarden is van belang;
- De niveauwaarden worden toegekend aan objecten, niet aan etages. Een object, dat uit meerdere etages bestaat, krijgt in principe één niveau toegekend.
- Open, bovengrondse waterdelen hebben altijd het niveau 0.
Praktijk
Bij het toekennen van de waarde voor de rH moet men zich wel realiseren dat de rH ≠ 0 uitsluitend lokaal en alleen in verticale zin geldt en dat alleen bij de waarde rH = 0 de aanliggende objecten een rol spelen in de topologische regels:
- NL 100% landsdekkend, en
- Geen gaten of overlap.
De verschillende waarden voor de rH dienen er alleen voor om te beoordelen welk object boven of onder een ander object ligt. Een 100% correcte oplossing voor deze problematiek bereikt men uitsluitend met 3D inwinning, beheer en opslag. Met de huidige 2D modellering moeten er soms begrenzingen van objecten worden gekozen waar ogenschijnlijk geen (topografische) begrenzing zichtbaar is.
Oplossing
Er gelden twee specifieke algemene principes (hfdstk. 3 BGT Geg.cat.):
- elk object bezit één geometrie op één niveau;
- open, bovengronds water heeft niveau 0.
Dat is in dit (en in sommige andere gevallen) een beperking omdat idealiter per object meerder geometrieën op meerdere niveaus mogelijk zouden moeten zijn.
Uitgaande van de huidige regelgeving geldt bij een aquaduct:
Het water ‘bovenop’ (en evt. de overbruggingsdelen daarnaast): rH = 0. Dit waterdeel mag gewoon 'doorlopen' en mag maar hoeft dus niet begrensd te zijn door de koppen van het aquaduct.
Evt. het overbruggingsdeel daar onder (de onderkant van de bak=buitenomtrek aquaduct): afzonderlijk object op rH = -1.
De weg- en/of terreindelen daar weer onder met de evt. pilaren van het aquaduct: afzonderlijke objecten op rH = -2.
De projectie van de waterbegrenzing (of evt. de buitenzijde van de overbruggingsdelen daarnaast) op het object daaronder vormt daar een virtuele objectbegrenzing vanwege de overgang daar van de relatieve hoogte -2 naar 0.
Het gehele aquaduct incl. zijwanden op rH = -1 en de objecten daaronder op rH = -2 is niet mogelijk omdat dan een situatie ontstaat waarbij een objectdeel onder het aquaduct (terrein en/of weg) met rH = 0 een object daarboven krijgt met rH = -1.
Bij een tunnel is het volgende van kracht:
De maaiveldsituatie heeft rH = 0. Daar waar het tunneldeel begint wordt de bovenzijde van de tunnel(rand) geprojecteerd op het object daaronder en fungeert dan als objectbegrenzing waar de overgang optreedt van rH = 0 naar een rH met een lagere waarde. Wegdelen in tunneldelen hebben dezelfde waarde voor rH.
De afbeeldingen tonen probleemsituaties en wordt de oplossing er van beschreven.