extra type
type
zie ook
subklasse van
definitie
voorkeurslabel
scope opmerking
Indeling
Om de onbegroeide terreindelen in te delen is het fysieke voorkomen bepalend.
Regels voor opname
Uitsparingen voor stedelijk groen in onbegroeid terrein van het type gesloten, open of half verhard worden niet apart ingewonnen indien <5m2. Het onbegroeide terreindeel wordt dan geacht door te lopen. Als deze uitsparingen groter zijn dan 5m2 worden deze opgenomen als begroeid terreindeel.
Het attribuut fysiek voorkomen geldt voor het gehele onbegroeide terreindeel. Een overgang van fysiek voorkomen is dus altijd ook een grens tussen twee onbegroeide terreindelen. Het gaat hierbij over het voorkomen waarmee het onbegroeide terreindeel overwegend is bedekt. Voor minimale stukjes met andere verharding hoeft geen apart onbegroeid terreindeel te worden gevormd.
De kruinlijn moet bij het onbegroeid terreindeel worden opgenomen indien de helling een verhouding heeft van verticaal:horizontaal van 1:4 of steiler en het hoogteverschil >1m bedraagt. Een van de zijden van het onbegroeid terreindeel valt altijd samen met de kruinlijn, zijnde bovenkant talud. De coördinaten van de kruinlijn zijn identiek met die van de objectbegrenzing ter plaatse. Het gedeelte van een object dat op het talud ligt is altijd een apart begrensd vlak ten opzichte van het deel van het object dat niet op het talud ligt.
Als er meer dan een objecttype op een talud ligt, bevat alleen het hoogst gelegen object een kruinlijngeometrie. De coördinaten van de kruinlijn zijn identiek aan de coördinaten van de objectbegrenzing die samenvalt met de kruinlijn.
Aandachtspunten
Aaneengesloten voor- en achtertuinen van panden worden als één onbegroeid terreindeel opgenomen met het type ‘erf’. Voor de BGT worden er binnen een erf geen tussenliggende scheidingen opgenomen. Eventueel kunnen ze als IMGeo inhoud worden vastgelegd.
Braakliggende grond in stedelijk gebied is een onbegroeid terreindeel met een fysiek voorkomen ‘onverhard’.